Transvaginale cerclage
Bij een transvaginale cerclage wordt er via de vagina tijdens de zwangerschap een bandje om de baarmoedermond geplaatst. Dit kan op verschillende termijnen in de zwangerschap worden gedaan. Als er een zwangerschap is met een verhoogd risico op cervixinsufficiëntie wordt uit voorzorg de transvaginale variant rond de 13 á 14 weken geplaatst. Als de baarmoedermond zonder lichamelijke klachten verkort, kan er nog een transvaginale cerclage geplaatst worden tot 24 weken.
De cerclage is eigenlijk een stevige, niet-oplosbare band die rond de baarmoedermond wordt gelegd. Na de ingreep mag je meestal dezelfde dag of de dag daarna naar huis en krijg je medicatie om eventuele baarmoederkrampen te verlichten. Bij ongeveer 36 weken zwangerschap wordt in de meeste gevallen de cerclage weer verwijderd, zodat er op een natuurlijke manier kan worden bevallen.
Noodcerclage (transvaginaal)
Een noodcerclage wordt gezet als er een cervixinsufficiëntie wordt ontdekt tijdens de zwangerschap. Er is dan vaak ook al enige ontsluiting voor de 24 weken zwangerschap. Een noodcerclage wordt op dezelfde manier gezet als een transvaginale. Echter maakt het tijdstip van het zetten van een noodcerclage de ingreep wel risicovoller. Het slagingspercentage is slechts 5-15%. Daarnaast zal je ook langdurig worden opgenomen in het ziekenhuis om de zwangerschap goed te monitoren. Ook bij een noodcerclage wordt deze rond de 36 weken weer verwijderd, tenzij de bevalling eerder doorzet.